Was het twee jaar geleden nog de franchisecode, inmiddels spreken we over de franchisewet. Een nieuwe periode van internetconsultatie is inmiddels achter de rug. Uit de reacties die zijn binnengekomen van franchisenemers en -gevers blijkt dat er nog altijd sprake is van een tweespalt.
Het huidige franchisemodel is toe aan een grondige modernisering, zeiden sectorspecialisten Olaf Zwijnenburg en Jos Voss van Rabobank onlangs op RetailTrends. Verschillende factoren en ontwikkelingen in de sector, zoals de groei van online, zetten het franchisemodel in de retail onder druk. Regelmatig halen de spanningen met franchisenemers het nieuws, zoals bij Albert Heijn en HEMA. “Franchiseorganisaties kunnen niet blijven stilzitten en hopen dat alle issues vanzelf overwaaien.”
Al enkele jaren wordt getracht een oplossing te vinden voor de problemen tussen franchisegevers en -nemers. Ging het eerst alleen om een gedragscode, later besloot toenmalig minister Henk Kamp van Economische Zaken de code in de wet te verankeren. Maar omdat consensus over die code uitbleef, besloot het nieuwe kabinet over te gaan op een heuse franchisewet. Een wet opgesteld om de franchisenemer in de toekomst beter te beschermen. Gemaakte afspraken of gewekte verwachtingen worden volgens staatssecretaris Mona Keijzer niet altijd nageleefd, veelal ten nadele van de franchisenemers. “Het is daarom noodzaak om met dit wetsvoorstel de machtsbalans te herstellen en bescherming te bieden aan deze franchisenemers”, stelde zij.
In het wetsvoorstel ligt de nadruk op vier onderdelen ‘die cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen’.
Daarbij gaat het om:
- de precontractuele uitwisseling van informatie,
- de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst,
- de beëindiging van de samenwerking en
- het overleg tussen de twee partijen.
Tot afgelopen maand kon iedereen zijn reactie geven op de franchisewet. We nemen een greep uit de reacties die zijn binnengekomen.
Vanuit de hoek van de franchisenemers
De verplichte franchisecode kon twee jaar geleden op brede steun van Bruna-ondernemers rekenen. De franchisenemers van deze winkelketen maakten destijds massaal gebruik van de mogelijkheid om op het concept te reageren. Dit jaar is er slechts een enkele reactie te vinden in het totaal van 362 openbare reacties. Ondernemers van Gall & Gall springen nog wel in groten getale op de bres voor de franchisewet. Twee voorbeelden:
’Het verschil in de machtsverhouding tussen franchisegever en franchisenemer is stuitend. Deze wet zorgt voor een betere gelijkheid daartussen. De wet is daarom van groot belang.’
- Guus Arts, Gall & Gall Cuijk
‘Laat deze kans niet voorbijgaan, de franchisewet moet zo snel mogelijk worden ingevoerd.’
- Hans Bos, Gall & Gall Duiven
Opvallend is dat veel supermarktondernemers de moeite hebben genomen om op het wetsvoorstel te reageren. Vooral franchisenemers van Plus, Jumbo en Spar zijn goed vertegenwoordigd en nagenoeg zonder uitzondering spreken zij zich uit voor de invoering van de franchisewet. Hetzelfde geldt voor uitbaters van (voormalige) Blokker-formules en andere franchisenemers die reageren:
‘Ik zou graag zien dat de franchisewet wordt doorgevoerd, als franchisenemer ben ik onvoldoende beschermd’
- Bas van der Laan, Vitaminstore Vlaardingen
‘Als vereniging van Domino's Pizza Franchisenemers zijn wij voorstander van de invoering wet franchise. Wij zijn van mening dat heldere afspraken en evenwichtige verhoudingen een duurzame samenwerking bevorderen. Hierbij profiteert de gehele keten alsook de klant’
- Vereniging voor Domino's Pizza Franchisenemers
‘Als DTV (detaillistenvereniging, red.) Coop supermarkten juichen wij toe dat er regels komen voor franchise. Gelukkig hebben wij de laatste jaren waardevolle afspraken met de Coop-directie kunnen maken, zoals instemmingsrecht bij veranderingen in conditiestelsel en bij investeringen in de formule. Maar deze afspraken gunnen wij andere franchisenemers ook’
- DTV Coop
Veruit de meeste ondernemers kiezen ervoor om zich bij de standpunten van het Vakcentrum aan te sluiten. De brancheorganisatie voor zelfstandig ondernemers reageert ‘positief kritisch’ op de conceptwet.
Een aantal kanttekeningen die door het Vakcentrum worden geplaatst, wordt door franchisenemers massaal gedeeld.
- Daarbij gaat het onder meer om het ontbreken van een goodwillbepaling, voorbeelden van goed en slecht franchisegeverschap en de vermelding dat het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers onafhankelijk is van de franchisegever.
- Ook wordt het niet acceptabel gevonden dat lijkt het alsof de franchisegever eenzijdig kan bepalen wat ‘aanzienlijke gevolgen’ zijn.
- Tot slot pleit het Vakcentrum voor een eenvoudige toegang tot de Nederlandse rechter. Om de drempel laag te houden zou de kantonrechter bevoegd moeten zijn.
Vanuit de hoek van de franchisegever
Haast vanzelfsprekend reageren franchisegevers een stuk minder positief. Ze zijn kritisch op het voorliggende wetsvoorstel, stelt de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV). Waar veel ondernemers zich conformeren aan de reactie van het Vakcentrum, sluiten retailers sluiten zich aan bij de kritiek van hun eigen belangenorganisatie. Daaronder namen als Intergamma, Praxis, Libris, MultiVlaai, Febo, Handyman, Euretco en DGN retail. Een aantal kreten uit de reactie van de NFV:
‘Als eerste concept is het wetsvoorstel ons inziens onvoldoende geslaagd om een goed evenwicht te brengen in de relatie tussen franchisegever en franchisenemer.’
‘Wij verwachten en vrezen – indien dit wetsvoorstel ongewijzigd zou worden ingevoerd – juist een verslechtering van het, met name franchise ondernemersklimaat, en onze internationale concurrentiepositie. Vernieuwing en groei dreigt te stagneren.’
‘De balans in de rechtsverhouding tussen franchisegever en franchisenemer is teveel en onnodig doorgeslagen naar de bescherming van de franchisenemer.’
Vanuit Ahold Delhaize is er net als bij de internetconsultatie voor de verplichte franchisecode een boekwerk opgesteld, die door Gall & Gall, Etos en Albert Heijn voorzien van eigen voorbeelden afzonderlijk is ingestuurd. De reactie wordt als ‘tweeledig’ bestempeld:
‘Enerzijds zitten er bepalingen in die wij als franchisegever toejuichen en die de franchisesector als geheel verder helpen. Het beter regelen van de precontractuele informatieverplichtingen van een franchisegever naar zijn aspirant-franchisenemers, maakt dat franchisenemers beter geïnformeerd en beter voorbereid aan een nieuwe zakelijke toekomst beginnen. Anderzijds maken wij ons over een aantal bepalingen uit het wetsvoorstel ernstige zorgen. Met dit wetsvoorstel krijgen franchisenemers een ongerechtvaardigde en ontoelaatbare beslissingsbevoegdheid in de koers van onze formule en daarmee in de koers van ons bedrijf’
Uit de zienswijze van Gall & Gall:
‘Het belangrijkste bezwaar en daarmee een onacceptabel gevolg van dit wetsvoorstel is dat wij door de instemmingsrechten van de franchisenemer(s) de zeggenschap en daardoor de controle over onze formule en/of ons bedrijf verliezen. De verplichte instemming belemmert ons in onze bedrijfsvoering en maakt ons logger. Dit heeft als gevaar dat Gall & Gall en haar franchisenemers niet opgewassen zijn tegen de hevige concurrentie binnen en buiten de slijterijmarkt en aangrenzende, vernieuwende nieuwe (puur online) businessmodellen uit binnen- en buitenland.’
Ook supermarktorganisaties Coop en Jumbo laten zich kritisch uit over de franchisewet. Zo zegt Coop zich niet te herkennen in het conflictueuze beeld dat wordt geschetst van de verhouding tussen de franchisenemer en franchisegever. Het bedrijf wijst er bijvoorbeeld op dat er in 2016 ‘slechts dertig rechtszaken werden gevoerd c.q. gepubliceerd, op een totaal van meer dan dertigduizend franchiseverhoudingen’.
Jumbo stelt de vraag of wetgeving wel echt nodig is en zo ja, of die dan verder moet gaan dan de precontractuele fase. De Veghelse keten denkt dat een model als in België – ‘een uitputtend wettelijk regime ten aanzien van de precontractuele informatieverplichtingen’ als leidraad kan dienen. Als de franchisewet niet wordt aangepast zegt Jumbo ‘tegen forse problemen aan te lopen in de bedrijfsvoering’.
Directeur Jacky Michels van GroenRijk verwoordt zijn kritiek als volgt:
‘Zoals de wet nu is opgesteld zal dit een behoorlijke impact hebben op de vorm waarin de franchisegever en -nemer met elkaar samenwerken. De franchisegever is verantwoordelijk voor de continuïteit van de collectieve formule en de franchisenemer voor het uitbaten van zijn onderneming. Samenwerken gebeurt binnen de formule en franchisegever heeft de lange termijn visie en daarbij de vrijheid nodig om te kunnen innoveren en daarbij behorende investeringen te kunnen doen. Indien dit wordt belemmerd, vanwege beperkingen die worden opgelegd, is er geen toekomst meer. Zeker in deze tijd, waar wij aan alle kanten worden ingehaald door innovatieve bedrijven buiten Nederland. Kortom, wettelijk het een en ander vastleggen is goed als het de flexibiliteit van zowel franchisegever als franchisenemer niet in de weg kan staan. Het is tenslotte niet voor niets een samenwerking!’
Een opvallende reactie komt van Accell Group, dat op het eerste oog helemaal geen franchiseorganisatie is. De eigenaar van fietsmerken als Sparta en Batavus werkt wel met een selectief distributienetwerk en roept op om het toepassingsbereik van het wetsvoorstel duidelijk te omschrijven, zodat ‘uitsluitend echte franchisenetwerken’ onder de wet vallen. Een van de meest originele reacties komt van schoolcateringformule Vital 4 Skool, die met een parabel begint.
‘“Sukkel”, riep aap geïrriteerd uit, ”wat heb je nou gedaan?!” Aap zag een dier in de rivier verdrinken. “Hoe ben je daar nou terechtgekomen?!” Omdat aap een goede inborst had – hij vond zichzelf ‘best wel oké’ – en dus het beste voorhad met zijn medeschepselen, handelde hij acuut. “Kom, laat me je helpen”, sprak hij liefdevol. Behoedzaam tilde hij het dier uit het water en legde het op de oever. Daar kon het drogen in de zon. Tevreden aanschouwde aap de situatie. Zo te zien was hij net op tijd geweest. “Mooi! Ik zie dat je alweer ademt”, sprak hij tot de naar lucht happende vis. Niet elk ‘dier’ is hetzelfde. Bij wat voor de één een vreselijk onevenwichtige relaties is, kan voor de andere ondernemer uitstekend werken. Bij wat voor de één voldoende informatie is om een beeld te kunnen vormen over een samenwerking, kan voor de ander te weinig informatie zijn. En wat voor de één een groot probleem behelst, ziet de ander als slechts een plooi. Zo ziet Vital 4 Skool de Wet als een ongewenste one-size fits all module ten aanzien van Franchise.’
Misschien we de meest uitgesproken reactie tegen de franchisewet is afkomstig van de Rijksuniversiteit Groningen. Hoewel, ‘tegen’? In een brief die is ondertekend door hoofddocent Maryse Brand staat dat de universiteit voor franchisewetgeving is, vanwege de rust en duidelijkheid die er bij een goede wet komt.
‘We zien echter dat de wetgever er niet in slaagt een juridisch en praktisch werkbare wet te formuleren. Met name uit de memorie van toelichting blijkt steeds weer dat basisbeginselen van zorgvuldigheid en wetenschappelijke kwaliteit worden geschonden. Dit was bij de NFC al zo, en dat is nu weer het geval. De wet lijkt gemotiveerd door onderbuikgevoelens en niet gebaseerd op feitelijke, onafhankelijke analyse’, schrijft zij. En verder: ‘Wij hopen dat de minister en staatssecretaris deze consultatie goed benutten, en hun ambtenaren de opdracht geven de door verschillende partijen uitgebreid beargumenteerde kritiek en gedane verbetervoorstellen te bestuderen, en vooral ook ter harte te nemen. Niemand is gebaat bij een franchisewet die eigenlijk stelt dat franchising zoals het nu gedefinieerd wordt in Nederland niet meer zal bestaan. Met name door het vergaande instemmingsrecht van franchisenemers op - zoals het nu lijkt - een breed scala aan strategische beslissingen, wordt de rol van de franchisegever uitgehold. Vele franchisegevers zullen (moeten) besluiten het franchisemodel los te laten en met bijvoorbeeld uitsluitend eigen vestigingen verder te gaan. Buitenlandse ketens zullen Nederland overslaan. Dit is een verlies voor iedereen. Niemand ontkent dat er in franchiserelaties zaken mis gaan, en dat franchisenemers soms beschermd moeten worden; dat kan met heldere voorwaardescheppende regelgeving (die gedeeltelijk al bestaat). Met het huidige voorstel zullen franchisenemers zo beschermd worden dat franchising als business model niet meer levensvatbaar is, en dat de organisaties waar deze wet eigenlijk voor bedoeld is langzamerhand zullen uitsterven. Een mooi voorbeeld van wat wij in de wetenschap noemen onbedoelde indirecte effecten. Wij hopen dat het zo ver niet komt.’
Of het zo ver komt, is voorlopig afwachten. Op basis van de internetconsultatie kunnen de betrokken ministeries het voorstel nog aanpassen. Het is nog niet bekend wanneer de definitieve versie van de franchisewet wordt gepubliceerd. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Gepubliceerd op 26 februari 2019 om 12:34